Zorgstandaard Dementie 2020 beveelt Omgevingszorg aan
Wat een mooie erkenning voor het werk van Dr. Anneke van der Plaats! De vernieuwde Zorgstandaard Dementie 2020 beveelt het toepassen van de door haar ontwikkelde visie op ‘Omgevingszorg’ van harte aan.
De Zorgstandaard Dementie is de leidraad voor goede zorg en ondersteuning. Het doel is kwaliteitsverbetering in alle domeinen van wonen, welzijn, behandeling, zorg en ondersteuning. Het document geeft een functionele beschrijving die op de wensen en behoeften van mensen met dementie en naasten is afgestemd, gebaseerd op actuele en zo goed mogelijk onderbouwde inzichten.
Visie op de invloed van de omgeving
Sociaal geriater (ouderenarts) Dr. Anneke van der Plaats ontwikkelde ‘omgevingszorg’; een nieuwe visie op de invloed van de omgeving op mensen met dementie. Omgevingszorg leert ons hoe we in de inrichting van de (leef-)omgeving rekening kunnen houden met de aantasting van het brein bij dementie.
Haar inzichten zijn voor velen een eye-opener. Zij ontwikkelde de praktische Brein Omgeving Methodiek. Wanneer je de werking van de hersenen begrijpt, dan weet je wat plezierig is of wat beangstigt bij dementie. Dan kan je bedenken hoe je de inrichting van het huis, de wijze van zorgverlenen, de interactie met iemand en de dagstructuur en dagbesteding kunt verbeteren waardoor het gevoel van welbevinden toeneemt. In een gunstige omgeving bloeien mensen met dementie op.
Hopelijk inspireert dit artikel om zelf ook aan de slag te gaan met omgevingszorg! Het afstemmen van de fysieke omgeving, de zorg en de bejegening, en de dag- en tijdsbesteding hebben een positief effect op álle mensen met dementie én op familie en verzorgenden.
Dementie en het brein
Het Omgevingszorg Collectief legt op basis van wetenschappelijke kennis over de werking van de herenen uit dat bij dementie het bovenbrein, het ‘denkende brein’, aangetast wordt en het steeds moeilijker wordt om nog ‘doordacht’ dingen te doen. Het ‘emotionele brein’, dat inituitief en reflexmatig reageert neemt steeds meer over. Dit betekent dat mensen met dementie direct op hun omgeving gaan reageren. Daarom moet de omgeving ook zo aangenaam en begrijpelijk mogelijk zijn.
Omgeving en dementie
De omgeving bestaat uit de bouw en de inrichting van binnen – en buitenruimten, de manier waarop zorg wordt aangeboden de bejegening van iemand met dementie, en de dag- en tijdsbesteding. Een ideale inrichting is volgens het Omgevingszorg Collectief een ‘ouderwetse’ (lees ‘archetypische’) inrichting, met attributen uit de jeugd van de bewoners. Iedereen heeft een eigen fauteuil en de loopruimte is zo ingericht dat de hersenen van de mens met dementie worden afgeleid door aansprekende taferelen waar iets te beleven valt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een bioscoophoekje. Ook zijn er geen glazen deuren en wanden tot aan de grond. Er wordt rekening gehouden met de manier waarop het brein met dementie op de omgeving reageert.
Anneke vertelt in een interview over de omgeving waarin gegeten wordt: “Zit- en eetkamer kun je het beste gescheiden houden. De functie van de ruimte is minder verwarrend als er bijvoorbeeld alleen in gegeten wordt. Tijdens het eten is het belangrijk dat het rustig is, in de zin dat er zo min mogelijk prikkels zijn die niet met het eten te maken hebben. Verzorgenden die druk doende heen en weer vliegen rondom de eettafel, terwijl er piepers afgaan en de medicijnkar wordt rondgereden, zijn voor iemand met dementie een grote afleiding. Mensen met dementie hebben niet door waar geluid vandaan komt als het achter hen vandaan komt. Ook zullen zij volgen wat beweegt. Dat betekent dat mensen met dementie in een onrustige omgeving hun aandacht zullen verplaatsen naar de rondrennende verzorgende in plaats van naar het eigen eten en drinken.”
De juiste prikkel op het juiste moment
Uit wat Anneke ons leert wordt duidelijk dat in de omgeving ‘op het juiste moment, de juiste prikkels’ gegeven moeten worden. Bij het eten betekent dat bijvoorbeeld dat de tafel al gedekt moet zijn en de geur van het eten over de afdelingen verspreid. Zo min mogelijk moet afleiden van waar het moment om draait: eten en drinken. Dat is de enige manier om de hersenen van mensen met dementie ‘de goede richting uit’ te krijgen. Hetzelfde geldt ook voor andere handelingen en momenten van de dag zoals; opstaan, aankleden, verzorgen, toiletgang en activteiten: voor alles de juiste prikkel op het juiste moment. Zo worden mensen met dementie zo goed mogelijk geholpen om rust te ervaren en zich veilig en zeker (van zichzelf) te voelen. Bij momenten als met het eten betekent dat dus dat verzorgenden veel meer mogen/moeten blijven zitten.
Gedrag verklaren door omgeving
De ‘omgevingszorg’ heeft ook gevolgen voor het kijken naar ‘probleemgedrag’. Het heeft geen zin om puur naar het onrustige gedrag van iemand te kijken. Anneke zegt hierover: “Het gaat om dhr. Pietersen én zijn omgeving. Hoe zit hij? In wat voor een stoel? Waar kijkt hij op uit? Is het stil of druk om hem heen? Waar komen de prikkels vandaan? Hoe wordt hij bejegend? Wanneer is hij rustig? Hoe gedraagt hij zich in een andere omgeving? Daarin zitten de oorzaken, er is iets dat ongunstig is voor zijn brein. Dat jaagt hem angst aan en die is dus niet te bedwingen door het bovenbrein. Angst is de meest gevoelde emotie van mensen met dementie. Zij worden een speelbal van hun emoties.”
Dat komt doordat het denkende brein bij dementie verloren gaat en men steeds meer reflexmatig, impulsief en intuïtief op prikkels uit de omgeving reageert. Als die prikkels ‘’gunstig’’ zijn voor het emotionele brein dan reageren mensen ook ‘’gunstig’’. Het omgekeerde is ook waar. In een ongunstige omgeving zien we veel probleemgedrag. De veroorzaker is stress. Een ongunstige omgeving kan zowel uit te veel prikkels als ook uit te weinig prikkels bestaan. In beide gevallen ontstaat er chaos in het hoofd en kan de mens met dementie het tekort/teveel aan prikkels zelf gaan verwerken door; dwangmatig lopen, tikken, wrijven, wiebelen enz. Anneke benadrukt dat hierdoor ook de meeste val-momenten ontstaan!
Verveling voorkomen door ‘omgevingszorg’
Ernstige verveling is een andere grote veroorzaker van probleemgedrag. Veel mensen met dementie vallen ten prooi aan dodelijke verveling in zorginstellingen. Een groot deel van de dag wacht men op wat er gaat komen, maar er gebeurt niets. Omgevingszorg pleit ervoor om dit op te vangen door vermaak dat de hersenen iets te doen geeft en dat iedereen fijn vindt: video beelden, eenvoudige spellen en dingen waarmee mensen met dementie kunnen manipuleren zoals knuffels, voorwerpen uit de oude tijd, (namaak)dieren en babypoppen. (Het is wel belangrijk om te weten welke video beelden en films geschikt zijn voor mensen met dementie!)